Wonderbaarlijk, hoe twee, grote, door de winkel heen stuiterende, alles omgooiende, de buurt bij elkaar blaffende en overal haar achterlatende, witte honden er voor kunnen zorgen dat ik mijn lieve Pucky zo verschrikkelijk mis.
Pucky was niet groot. Niet klein, een middelmaatje. Ze was ook niet stuiterend, maar altijd beheersd. Als ik ergens op bezoek ging dan lag Puck onder de tafel. Als ze ergens niet in mocht dan lag Puck voor de ingang. Altijd liep ze door de stad met een beheerst, haast nuffig loopje. Als Puck een mens was had ze een hoedje op. Een Beatrix achtig hoedje, en een veel te hoog gesloten bloemetjes jurk aan.
Pucky rende nooit, nou ja, zelden. Ze kwam als ik haar riep. Ze bleef zitten als ik dat wenste. Ze liep nooit aan de lijn, dat had ze niet nodig. Ik discussieerde met openbaar vervoers beambten omdat ik haar meenam in de metro zonder lijn. Ze zou wel kunnen schrikken, zeiden zij. Ze zou een andere hond kunnen zien en dan naar de overkant kunnen rennen. Ze begrepen het niet. Puck was beheersd, ze rende niet, ze speelde niet. Andere honden waren beneden haar waardigheid. Als een mede viervoeter op haar af kwam rennen dan snuffelde ze beleefd en maakte de ander dan heel snel duidelijk dat ze er niet van gediend was. Waf! Gaat heen en zoekt iemand anders voor dat lage vermaak!, zag men haar denken.
Mevrouw Puck blafte ook niet, alleen, heel soms, naar konijntjes. Het enige waar ze achteraan ging. En ze blafte naar bordercollies. Vooral die ene, die, al zou ze niet meer loops moeten zijn, bovenop haar sprong op die dag in de zomer. En voor een hele dikke Puck zorgde in de winter. Eigenlijk iets te oud voor jonkies, negen jaar al. Twee gezonde pups moesten moeder gevoel gaan kweken in mijn bekakte dametje. En zowaar! Opeens bleek er leven te komen in mijn Pucky. Ze rende met kleine Leika de dijk op en af, stoeide met Leika op het grasveld en vocht met Leika om plastic botjes. Van andere honden moest mevrouw niets weten, maar met dochter Leika was ze net een jonge hond.
En toen ging ik verhuizen. En gingen de dames mee. En toen werd ik zieker. En werd lopen me te veel. Mevrouw Puck nam wel genoegen met een dagje minder, maar dochter Leika, met het onstuimige border bloed van vaderskant kon niet genoeg krijgen van winterse buitenlucht, regen of niet. Op een dag stond ik voor de keuze, en ik koos en ze gingen weg. Puck was zo veel blijer geworden, dat had ik haar niet willen afnemen. Samen werden ze geplaatst bij een gezin met ruimte, met tijd en met energie. Samen zijn ze ouder geworden en samen zijn ze vast gebleven en zijn ze nu nog.
Haar missen doe ik nog weinig, maar om de dagen dat ik haar mis denk ik aan een grote tuin met konijnen en een rennende zwarte hond met een beatrix hoedje.